Demosthenes

Demosthenes

alles voor en over personen die stotteren

Ga naar de website

NVST

NVST

alles voor en over stottertherapeuten

Ga naar de website

Te snel voor woorden

Te snel voor woorden

alles over broddelen

Ga naar de website

Dr.P.Helbert Damsté

Begin februari 2017 is Dr. Damsté in Zeist overleden, hij was net 92 jaar geworden. Dit in memoriam gaat over hem en zijn verdiensten in verband met het stotteren – maar ook een beetje over mij. Ik heb hem ontmoet toen ik 18 jaar was (en hij zo’n 37) in zijn huis op de Emmalaan in Utrecht. Evenals ongeveer mijn hele familie stotterde ik, maar mijn moeder had gehoord dat er iets nieuws aan het komen was – en dat Damsté daar de voorman van was.

Hij was toen hoogleraar bij de Keel-Neus-Oorheelkunde op het Academisch Ziekenhuis in Utrecht en was getrouwd met een logopediste: Mevrouw Terpstra. Stotteren had in die tijd weinig academische belangstelling. Men dacht: op kinderleeftijd hoef je er niets aan te doen (het gaat vanzelf wel over) en je kan er eigenlijk ook niets aan doen. Deze gedachte komen we nog wel eens tegen, en dat is de reden waarom we zo zwaar inzetten op vroege interventie: er is wel degelijk met veel succes iets aan doen!

Prof Damsté was vrijwel de eerste Nederlandse academicus die zich wèl met stotteren bezighield: verbetering van de diagnostiek, verbetering van de therapie en een aanzet tot onderzoek. Vooral in de laatste twee aspecten heb ik veel met hem te maken gehad – en dat contact was heel vruchtbaar!

Hij was in contact gekomen met (en stimuleerde de start van) een logopedisten echtpaar (Ton en Theo Schoenaker), die een nieuwe integrale aanpak voorstonden. Ik had tot dan toe alleen een juffrouw gehad die probeerde mij tikkend te leren spreken – geen succes en ze had ook nog een wrat met een haar erin. Nee, die nieuwe aanpak had allerlei factoren in zich. Ademhaling en ontspanning (meer lichamelijk) waren het handvat om de vicieuze cirkel van angst, spanning en stotteren te doorbreken.  En dezelfde ontspanning leerde je ook om geestelijk het stotteren een betere (d.w.z. niet zo grote) plaats in je leven te laten innemen. Ik (en velen met mij) heb nog dagelijks veel profijt van wat ik in die eerste jaren van groepstherapie van de Schoenakers heb geleerd.

Theo Schoenaker sprak ook tijdens de begrafenis. Een mooi verhaal met als slotzin: jullie mogen trots zijn op zo’n oom – Damsté had geen kinderen, maar er waren wel veel neven en nichten. Schoenaker haalde ook aan hun beider verschillende invalshoek bij het ontwerpen van die nieuwe therapie: Schoenaker zelf had vooral een teleologisch besef: wat is de bedóeling van het stotteren voor die persoon, wat wil hij bereiken – en is dat de reden dat het in stand gehouden wordt? Terwijl Damsté meer een medisch-mechanistisch idee had: hoe werkt het, hoe is het ooit ontstaan, hoe wordt het versterkt. We weten overigens wel dat er geen scheidslijn tussen ‘lichaam’ en ‘geest’ is (dezelfde stofjes zijn immers betrokken bij denken en beweging) en Damsté en Schoenaker kwamen altijd wel tot gemeenschappelijke gedachten. Veel hiervan hebben zijn weerslag gevonden in Damsté ’s boek ‘Stotteren, een studie van onvrijwillig en vrijwillig gedrag’. Ik had er graag bij willen zijn!

En het onderzoek. Ik kreeg weer meer contact met Damsté tijdens mijn promotieonderzoek, ook aan het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Ik werkte in de Immunologie, en Damsté deed toen onderzoek naar een mogelijke associatie tussen allergie (een verkeerde immunologische respons) en stotteren. We hebben er veel over gepraat, en ik begreep toen wel hoe pril de wetenschappelijke benadering van stotteren nog was. Het vinden van mogelijke associaties (het gezamenlijk voorkomen van twee verschijnselen) is belangrijk, en helemaal als er een mechanistisch verband te veronderstellen is, geeft dit vaak de eerste start van vruchtbaar wetenschappelijk onderzoek. Maar die fase was toen nog niet bereikt. Damsté was in Nederland voortrekker en initiator van de wetenschappelijke benadering van stotteren. Helaas is het voor voortrekkers vaak moeilijk om de volle wetenschappelijke oogst binnen te halen. En ook de latere interesse van o.a. Damsté, naar waarom stotteren zo vaak in families voorkomt, staat aan de  basis van de ontdekking van een aantal ‘stottergenen’ – en zo ook aan ons project ‘Neurogenetica van stotteren’. 

Zo is de late oogst van Damsté enorm, zowel m.b.t. behandeling, onderwijs als in onderzoek. Velen denken dankbaar aan hem en zijn vrouw terug. Ongeveer 5 jaar geleden, toen ik bij het StotterFonds (toen NFS) kwam werken, heb ik weer contact gezocht met Damsté. 

Ik vertelde van onze plannen, kleinere, maar ook grotere. Zo heb ik met hem besproken onze plannen m.b.t. een Richtlijn voor stotteren (inmiddels mede met zijn steun gerealiseerd) en over Neurogenetica – het miljoenenproject, zoals hierboven al genoemd. Geld, ja dat kwam ook aan de orde, en hij heeft ons geholpen bij een goede fondswerving. Ons idee was duidelijk dat het werven van geld meer gezien moest worden als smeerolie dan als brandolie. Als wij (de ‘stotternij’) er geld voor over hebben, zal wellicht de maatschappij wel volgen. En dat is gebeurd, ook in de vermelde voorbeelden.

Damsté was een beminnelijk, zakelijk, empathisch, structurerend mens. Ik zeg dit zo nadrukkelijk omdat deze eigenschappen strijdig lijken te zijn, maar niet bij hem. Wij zijn hem dankbaar.

Bert Bast

Aanmelden nieuwsbrief

Sponsors en partners

DTFonds
DTFonds
Cultuur Fonds
Demosthenes
NVST
InternetDiensten Nederland