Stotteren en geneesmiddelen
We hebben al eerder over ‘stotterpillen’ geschreven en hoe moeilijk die weg is. Hieronder staat iets verwants, namelijk hoe bepaalde geneesmiddelen juist stotteren kunnen veroorzaken (heel zelden) en hoe dat ons wellicht kan helpen in de zoektocht naar de ’stotterpil’.
Dit is een beetje lang verhaal, maar wel boeiend: iedereen die stottert wil toch als het ware met een pilletje van het stotteren af kunnen komen? Lees hier waardoor dat (nog?) niet mogelijk is. We hebben al twee keer eerder over dit onderwerp geschreven, waarin diverse neurotransmitters (boodschapper stofjes in de neurologie, bv GABA of dopamine, die signalen overdragen tussen zenuwcellen en/of spiercellen) aan de orde kwamen. En er zijn andere stoffen die de werking van deze transmitters kunnen verminderen (zgn. antagonisten) of versterken (zgn. agonisten). Voorbeelden kennen we allemaal al: bv alcohol en valium, maar die werken wel heel breed.
In die twee aangehaalde studies werden 2 stoffen bestudeerd: 1. Pagoclone, een GABA agonist, zie Stotterpil (stotteren.nl) met wellicht een meer beperkte werking en 2. Asenapine, een dopamine antagonist, zie Een nieuwe stotterpil? (stotteren.nl), een sterker middel. De studies zijn nu plm. 10 jaar oud, en de FDA (het Amerikaans geneesmiddelen bureau) heeft deze, of andere bestudeerde stoffen niet goedgekeurd voor de behandeling van stotteren. Enigszins gechargeerd gezegd respectievelijk: of ze hebben weinig echt aantoonbaar effect, waarbij het verschil in bv één van de 10 parameters wel statistisch relevant, maar nauwelijks klinisch relevant is. En dat, terwijl ze toch vervelende bijwerkingen zoals gewichtstoename of hoofdpijn hebben. Of misschien doen ze iets meer, maar door de veel grotere vervelende psychische bijwerkingen is het moeilijk om dit middel breed toe te passen. De conclusie leek gerechtvaardigd: we weten eigenlijk nog te weinig van de farmacologie (de bestudering van de invloed van geneesmiddelen) van de spraak om stotteren specifiek te beïnvloeden.
Later kwamen er berichten dat methylphenidaat, een middel wat vaak onder verschillende merknamen bij ADHD wordt gebruikt, bestudeerd werd op het vermeend positief effect op stotteren. Tegelijkertijd kwamen er berichten dat methylphenidaat bij andere mensen die niet stotterden juist het stotteren kon veroorzaken. Ik ben van oorsprong apotheker en heb toen met LAREB (het instituut wat alle bijwerkingen van geneesmiddelen documenteert) overlegd hoe we al deze ogenschijnlijk tegenstrijdige bevindingen zouden kunnen onderzoeken. Als we weten hoe sommige geneesmiddelen stotteren kunnen veroorzaken, begrijpen we wellicht meer van het effect van bepaalde stoffen op de spraak en daardoor misschien beter hoe we met farmaca het stotteren kunnen behandelen.
De eerste stap was om te analyseren hoe vaak het voorkwam dat geneesmiddelen juist stotteren kunnen veroorzaken, d.w.z. om te onderzoeken hoe vaak stotteren gemeld is als bijverschijnsel van het gebruik van welk geneesmiddel dan ook. Bijwerkingen worden landelijk opgeslagen, en alle bevindingen worden wereldwijd bewaard en LAREB heeft daar toegang toe. Dat hebben we opgeschreven en we zagen dat als dit zgn. drug-induced stuttering voorkwam (heel zelden), dit vooral na het gebruik van bv antidepressiva en antipsychotica was. We hebben dit verhaal daarom gepubliceerd in een vakblad voor psychiaters, nl Frontiers of Psychiatry (zie hier).
Een belangrijke bevinding in deze publicatie was de notie dat de dosis-respons curve bij dopamine niet een soort rechte lijn is: het is niet zo dat bij meer van dat stofje het effect altijd groter wordt. Nee, de dosis-respons curve is een omgekeerde U, en je weet dus niet of je voor een bepaald gewenst effect juist omhoog of omlaag moet gaan met je stofje. En het is nog moeilijker: die omgekeerde U kan bij iedereen op een ander niveau liggen, en binnen dezelfde persoon kan het verschillen per taak. Bij veel ernstiger ziektebeelden (bv Parkinson) worden dopamine beïnvloeders wel gebruikt, maar het is dan een hele puzzel om de juiste dosis te vinden – waarbij de afweging van gewenst effect en de bijwerkingen dan vaak heel moeilijk is. Stotteren kan heel lastig zijn, maar is het zo ernstig als Parkinson waarbij de bijwerkingen opwegen tegen de voordelen ? Nee dat vinden we toch niet echt.
Tijdens bovengenoemde studie bleek tevens dat het moeilijk was om te achterhalen of het stotteren bij de beschreven gevallen nieuw was of een terugkomen van ooit stotteren in het verleden. Ook las ik een verhaal over drug induced stotteren bij zebravinken (Plasticity of stereotyped birdsong driven by chronic manipulation of cortical-basal ganglia activity - PubMed (nih.gov). Lach niet (of maar heel kort): hoe kunnen zebravinken stotteren en wat heeft dat met ons te maken? Met een GABA antagonist (zie boven) bleken zebravinken in horten en stoten te piepen en men is zo op zoek naar een mogelijke stotterpil. En lach verder ook maar heel kort, maar onderschat de research niet: op deze site staat een ander verhaal over stotterende muizen en hoe dat model ons helpt om iets meer te begrijpen over de oorzaken van stotteren (zie Stotteren: van genetica naar neurologie).
Hoe dan ook hebben we al een vervolgstudie opgezet om door analyse van de vraag “Gaat het bij drug-induced stuttering over nieuw verworven of terugkomend stotteren”, en betere analyse van de betrokken personen, te kijken waarin ontwikkelingsstotteren (wat de meest voorkomende soort van stotteren is) verschilt of overeenkomt vergeleken met drug-induced of neurogeen stotteren (zie A clinical survey of speech and non-speech characteristics of neurogenic stuttering (stotteren.nl). Moeilijk? Ja. Belangrijk? Ook. Wij zitten echter midden in al deze belangrijke onderzoekvragen en willen daar op deze site zo eenvoudig mogelijk verslag van doen.
Bert Bast