Algemene informatie stotteren
Stotteren is een stoornis in de vloeiendheid van het spreken. Stotteren ontstaat bijna altijd op jonge leeftijd en het wordt daarom ook wel ontwikkelingsstotteren genoemd. Het bestaat uit opvallende herhalingen , verlengingen en/of blokkades van klanken of lettergrepen. Dit gedrag is onvrijwillig: de persoon die stottert heeft het niet onder controle.
Stotteren wordt wel vergeleken met een ijsberg. Het openlijk stotteren met zijn blokkades, herhalingen en ongewilde pauzes tijdens het spreken is goed merkbaar, dus ‘boven water’ . Daarnaast bestaat er het zogenaamde verborgen stotteren; dit deel blijft voor de buitenwereld onzichtbaar, maar kan een belangrijker plaats innemen dan het openlijk stotteren: het vermijden van moeilijke woorden, spreekangst en minderwaardigheidsgevoelens. Deze laatste verschijnselen blijven als het ware ‘onder water’.
Wereldwijd zijn er zo'n 60 miljoen personen die stotteren - PDS, we gebruiken deze internationaal gangbare term liever dan 'stotteraar', omdat de persoon veel meer is dan alleen dat laatste. In Nederland en België zijn die getallen 170.000 respectievelijk 100.000.
De Griekse redenaar Demosthenes (zie hiernaast) kreeg het advies om tegen de branding in te roepen als remedie tegen zijn stotteren. De Nederlandse Stotter Vereniging Demosthenes is naar hem vernoemd.
- Ontwikkeling van stotteren
- WHO definitie
- Waar begint het?
- Hoe kan het stotteren ingeslepen raken en een gewoonte worden?
- Oorzaken van stotteren
- Wat gebeurt er spraakmotorisch?
- Het verborgen stotteren
- Ervaringsverhalen
- Therapie
- Mensen die stotteren
- Adviezen voor de luisteraar
- Ontwikkeling van stotteren
- WHO definitie
- Waar begint het?
- Hoe kan het stotteren ingeslepen raken en een gewoonte worden?
- Oorzaken van stotteren
- Wat gebeurt er spraakmotorisch?
- Het verborgen stotteren
- Ervaringsverhalen
- Therapie
- Mensen die stotteren
- Adviezen voor de luisteraar
Ontwikkeling van stotteren
Op basis van het voorkomen in families, na studies met tweelingen (eeneiig dan wel twee-eiig) en studies van kinderen na adoptie, was al bekend dat stotteren voor een groot deel erfelijk bepaald is. Er zijn nu ook genen aangetoond die vaak (maar niet altijd) samen met stotteren voorkomen. Deze onderzoeken zijn nog in volle gang; men gaat ervan uit dat naast deze genetische factoren ook de eigen neurobiologische, gedragsmatige, emotionele alsook omgevingsfactoren een rol spelen [zie schema, naar Conture].
Dit zijn factoren rond het ontstaan, uitlokken, in stand houden en verergeren van stotteren. Een paar aspecten komen duidelijk naar voren: het waarneembare is slechts klein ten opzichte van het gehele probleem, er is sprake zijn van een ontwikkeling in de tijd en bij deze ‘lineaire’ ontwikkeling zijn ook vele terugkoppelingen aanwezig.
De incidentie (nieuw optredende gevallen in de tijd) is ongeveer 8 % en betreft dan meestal kinderen tussen 2 en 7 jaar. Een groot gedeelte hiervan (ongeveer 75%) herstelt spontaan. Dat spontane herstel gebeurt vaker bij meisjes dan bij jongens, en daardoor is de prevalentie (bestaande gevallen in de tijd) lager: 1%, met ongeveer 80% van het mannelijk geslacht.
WHO definitie
Hier volgt de internationale definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie, de vertaling daarvan en daarna een korte toelichting:
Developmental speech fluency disorder
Developmental speech fluency disorder is characterized by persistent and frequent or pervasive disruption of the rhythmic flow of speech that arises during the developmental period and is outside the limits of normal variation expected for age and level of intellectual functioning and results in reduced intelligibility and significantly affects communication. It can involve repetitions of sounds, syllables or words, prolongations, word breaks, blockage of production, excessive use of interjections, and rapid short bursts of speech.
Ontwikkelingsstotteren wordt gekarakteriseerd door verstoringen van het vloeiende spraakritme die lang aanwezig blijven, vaak voorkomen en de spraak op een indringende wijze verstoren. Het ontstaat tijdens de vroege ontwikkeling en valt buiten de normale variatie voor de leeftijd en het intellectuele functioneren. Het vermindert de verstaanbaarheid en het beïnvloedt de communicatie aanzienlijk. Het kan gaan om herhalingen van klanken, lettergrepen of woorden, verlengingen, gebroken woorden, blokkades, opvallend vaak gebruik van stopwoorden en snelle korte uitbarstingen van spraak.
Waar begint het?
Veel kinderen maken in de leeftijd van twee tot vijf jaar een periode door waarin de spraak minder vloeiend wordt. Deze periode valt samen met de ontwikkeling van de spraak en taal. Deze onvloeiendheden worden ‘normale onvloeiendheden’ genoemd en ze bestaan uit bijvoorbeeld herhalingen van hele woorden of stukken van een zin, stopwoordjes als ‘euh’ en het opnieuw beginnen van een zin. De meeste kinderen merken de onvloeiendheden zelf niet op.
Bij jonge kinderen die stotteren komen deze normale onvloeiendheden ook voor. Daarnaast hebben zij een ander soort onvloeiendheden, dat stotteren wordt genoemd . Het verschil is dat deze onvloeiendheden binnen een woord optreden: herhalingen van k.k.klanken, van stukjes van een wo.wo.ord , vvvvvverlengingen van een klank, b…..lokkade op een klank.
De ontwikkeling kan in een aantal stappen gaan of het kan ook in één keer in volle omvang aanwezig zijn. In de aanwezigheid van bepaalde risicofactoren (zie hier voor specifieke risicofactoren bij stotteren) kan vroege aandacht belangrijk zijn.
Stotteren kan bij periodes minder hevig zijn of juist heviger. Dit wisselende karakter is grillig maar dat is ook een kenmerk van stotteren.
In plaats van het hier besproken ontwikkelingsstotteren kan er heel zelden sprake zijn van verworven stotteren, zoals neurogeen, psychogeen, farmacogeen en gesimuleerd stotteren. Deze vormen ontstaan meestal op latere leeftijd.
Hoe kan het stotteren ingeslepen raken en een gewoonte worden?
Kinderen reageren bewust of onbewust op de onvloeiendheden in het spreken (de herhalingen, verlengingen en blokkades) en ook de omgeving van het kind reageert hierop.
Zo ontstaat er zo geheten ‘vechtgedrag’. Bij vechtgedrag wordt op allerlei manieren geprobeerd om de herhalingen, verlengingen en blokkades tegen te houden met extra spierspanning in bijvoorbeeld de lippen, kaak, tong en stembanden. Soms gaat dit gepaard met gespannen mee-bewegingen van armen, benen of hoofd. Ook de ademhaling tijdens het spreken kan verstoord raken. Een ander voorbeeld is dat de spanning op een korte blokkade zo wordt opgevoerd, dat deze overgaat in een lange, geluidloze pauze. Hierdoor wordt het stotterend spreken uiteindelijk steeds ernstiger.
Vermijdinggedrag, ook wel ‘vluchtgedrag’ genoemd, is een heel andere maar vaak gebruikte strategie om minder te stotteren. In dit geval worden bepaalde klanken, woorden of situaties vermeden. Het kind stelt bijvoorbeeld geen vraag in de klas of zegt dat hij iets niet weet, om maar niet te hoeven praten. Op korte termijn werkt deze oplossing, maar op langere termijn vergroten de problemen.
Dit alles kan zorgen dat een persoon die stottert negatief over zijn spreken gaat denken en allerlei gevoelens krijgt zoals angst, schaamte, verdriet, frustratie of agressie. Soms gaan deze emoties vergezeld van een verhoogde hartslag, transpireren, onregelmatige en versnelde ademhaling, spanningen in spieren of blozen.
Stotteren kan dus grote gevolgen hebben voor het leven van de persoon die stottert. De mate van stotteren kan variëren per situatie of zelfs binnen een situatie. Bijvoorbeeld het spreken voor een groep of telefoneren kan het stotteren heftiger maken. Spreken tegen een huisdier of praten als je alleen bent, zijn voorbeelden waarin het spreken vloeiender kan worden. Zingen en fluisteren gaan bijna altijd vloeiend. En aan het begin van een gesprek wordt vaak meer gestotterd dan in de loop van een gesprek.
Oorzaken van stotteren
Er wordt steeds meer bekend over de genetische, neurologische, persoonlijkheids- en gedragsfactoren bij stotteren maar wat precies de oorzaak van het stotteren is, is nog niet duidelijk. Meerdere factoren spelen een rol.
- Erfelijkheid. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat stotteren voor een deel erfelijk is. Recent zijn er genen aangetoond die significant (maar niet absoluut) met stotteren samengaan. Deze onderzoeken zijn nog in volle gang.
- Hersenen. Hersenscans laten zien dat de hersenen van mensen die stotteren iets anders gevormd zijn en iets anders werken dan van mensen die niet stotteren. Of dit de oorzaak is van stotteren of een gevolg is van stotteren, is in de meeste gevallen nog onduidelijk.
- Taal. Kinderen die gaan stotteren scoren (als groep) in de periode van 24-48 maanden iets zwakker op taalvaardigheid dan kinderen die niet gaan stotteren. Echter, ook kinderen met een naar verhouding goede taalvaardigheid kunnen gaan stotteren – deze kinderen hebben een hogere kans om van het stotteren te herstellen. Kinderen stotteren vaker als ze lange zinnen uitspreken. Ouders zeggen weleens: “Hun mond kan het denken en de taal niet bijhouden”. Aan de andere kant zijn er aanwijzingen dat een zwakke beschikbaarheid van de taal samenhangt met stotteren: in dat geval zou de mond sneller willen gaan dan het denken en de taal. Het verband tussen stotteren en taal is nog niet duidelijk. Meertalig opgegroeide kinderen stotteren niet vaker dan andere kinderen.
- Temperament. Er is geen oorzaak van stotteren gevonden in de persoonlijkheid van de persoon die stottert. Een aantal recente wetenschappelijke studies laat zien dat stotterende kinderen zich emotioneel minder goed kunnen reguleren, een kortere aandachtspan hebben en meer negatieve gevoelens hebben. De vraag of temperamentsfactoren bijdragen aan het ontstaan van stotteren, of alleen een rol spelen bij de stotterernst en het herstel van het stotteren kan op dit moment nog niet beantwoord worden.
- Omgeving. Onderzoek naar het verschil in leefomgeving van vloeiend sprekende kinderen en kinderen die stotteren heeft geen duidelijke resultaten opgeleverd. Ouders van stotterende kinderen lijken niet anders in karakter of opvoedingsstijl. Voor aanvang van het stotteren verschilt hun wijze van communiceren niet van die van ouders waarvan de kinderen niet gaan stotteren. Een stressvolle omgeving of gebeurtenis wordt wel gezien als een mogelijke factor die het stotteren kan uitlokken of in stand houden.
- Ervaringen. Door de ervaringen die het kind met stotteren heeft kan het stotteren zich verder ontwikkelen en ‘leert’ het kind bepaalde reactiepatronen. Stel, een kind denkt op een woord te gaan stotteren en hij kiest daarom snel een ander woord waarvan hij denkt dat hij dat wel vloeiend kan uitspreken. Dan wordt hij beloond door een gevoel van opluchting. Hij zal een volgende keer weer proberen een ander woord te kiezen. Gevreesde woorden als gewoonte gaan vermijden lijkt een goede oplossing, maar zorgt juist dat het probleem groter wordt.
Wat gebeurt er spraakmotorisch?
Spieren die samenhangen met tong, lippen, kaak en huig worden door de daarvoor verantwoordelijke delen van de hersenen geactiveerd om bepaalde bewegingen te maken. Het coördineren en uitvoeren van al deze bewegingen kan minder efficiënt verlopen. Bij een PDS zou men kunnen spreken van een minder vaardige planning en uitvoering van spraakbewegingen. Stotteren – hoorbaar als verstoringen in de vloeiende spraak - is derhalve het gevolg van aansturings- en afstemmingsproblemen in bepaalde delen van de hersenen die tot uiting komen in de activatie van spieren die voor de spraak verantwoordelijk zijn. Het probleem is dus niet gerelateerd aan spierzwakte of structurele problemen met de spraakorganen, maar een verminderd vermogen om spraakbewegingen efficiënt aan te sturen.
Het verborgen stotteren
Het verborgen stotteren kan gezien worden als het gedeelte van de ijsberg (zie boven) dat onder water ligt. Dit gedeelte omvat de gedachten en gevoelens omtrent het stotteren. Deze zijn doorgaans niet zichtbaar voor de omgeving, maar spelen wel een grote rol. Negatieve gedachten als ‘anderen vinden mij stom wanneer ik stotter’ kunnen gevoelens van angst, onzekerheid en minderwaardigheid geven.
Vaak gaat een PDS - als gevolg van deze negatieve gevoelens en gedachten- proberen op allerlei manieren zo min mogelijk te stotteren. De meeste manieren laten zich indelen in twee groepen: vermijdingsgedrag (men probeert te voorkomen dat er een stotter optreedt, bijvoorbeeld door een ander woord te gebruiken dat het woord waarop men vermoedt te gaan stotteren) en ontsnappingsgedrag (men heeft een stotteren en probeert daar uit te komen, bijvoorbeeld door heel veel druk te zetten op bepaalde spieren, of door een bepaalde handbeweging te maken). Op den duur ontwikkelen sommige PDS een heel repertoire aan ‘trucjes’ om het stotteren te omzeilen. Dit gedrag vormt naast het hoorbaar stotteren een probleem op zich. De negatieve gedachten en gevoelens kunnen voor veel mentale en lichamelijke spanning zorgen , waardoor het hoorbaar stotteren van karakter kan veranderen en/of verergeren.
Ervaringsverhalen
Kinderen: Basisschool
‘Pak jullie boeken maar’, hoor ik juf Thea zeggen. Ja hoor, het is weer tijd voor het leesuurtje. De juf gaat de rij af, jammer dat ik altijd een van de laatsten ben die aan de beurt is. Ik ben Patrick en ik stotter, daarom vind ik het best spannend om te wachten op mijn leesbeurt. Wanneer ik veel stotter tijdens mijn leesbeurt ben ik bang dat mijn klasgenoten mij zullen uitlachen. Na mijn leesbeurt voel ik me opgelucht. Wat heb ik toch veel gestotterd, ze zullen me nu vast niet cool vinden. Ik word soms geplaagd omdat ik stotter. Gelukkig helpt mijn beste vriend Jasper mij altijd. Ik kan er ook over praten met mijn logopediste, zij heeft altijd goede tips voor mij. Binnenkort ga ik een spreekbeurt houden over stotteren, dit vind ik eng om te doen. Ik doe het toch omdat ik de klas graag iets wil vertellen over mijn stotteren. Misschien zal er dan meer begrip voor zijn en word ik niet meer geplaagd.
Jongeren: middelbare school/studie
Ik zou later graag in de hulpverlening willen werken, maar ik dacht altijd dat dat niet zou gaan omdat ik stotter. Mijn mentor had ook bezwaren. Hij vindt dat ik beter een opleiding kan zoeken waarbij ik later niet veel hoef te overleggen. Eigenlijk ben ik het daar in mijn hart niet mee eens maar ja….hij zal het wel weten, dacht ik. Nu heb ik iemand ontmoet die ook stottert en die nota bene les geeft op een school. Wie had dat gedacht? Ik heb hem eens goed gevraagd hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen. Hij heeft me wel moed gegeven. Ik zal nog de nodige hobbels moeten overwinnen, maar dan kan ik toch gaan doen wat ik graag wil. Eén ding moet ik goed voor ogen houden: het gaat erom wát ik zeg en niet hoe ik het zeg. Niet makkelijk maar misschien wel te leren. Als die ander dat kan…waarom zou ik dat niet kunnen? Misschien met wat goede hulp?
Volwassenen: werk
Ik heb leuk werk en zou graag hogerop willen in dit bedrijf. Maar zou dat wel lukken want ik stotter. De functie die ik nu heb gaat me goed af. Bij die andere functie zou ik meer vergaderingen hebben en mijn zegje moeten doen. Hoe zou ik dat voor elkaar moeten krijgen? Op deze afdeling weten ze wat mijn probleem is maar op die andere afdeling heb je veel contact buiten het bedrijf. Toch heeft een collega gezegd dat hij denkt dat ik de capaciteiten ervoor heb. Wat zou hij daarmee bedoelen? En wat vinden de anderen ervan?
Bezorgde ouders: wat te doen?
Al een poosje maakte ik me zorgen over Pieter. Hij zei ineens allerlei woorden dubbel en soms bleef hij langer op een letter hangen. Op de peuterspeelzaal zeiden ze dat alle kinderen dat doen maar ik weet het niet zo net….Mijn man heeft vroeger gestotterd. Hij zegt dat hij er geen last meer van heeft maar soms hoor ik wel dat hij aarzelt…..niet dat ik dat een probleem vind maar ik hoop dat Pieter dat niet zal gaan doen. Gelukkig vindt mijn huisarts het geen probleem mij door te verwijzen naar een logopedist. Het blijkt dat wij thuis ook een en ander kunnen doen zodat het niet vloeiende spreken van Pieter minder wordt. Ik heb liever dat mijn man en ik nú iets kunnen doen dan dat Pieter later gaat stotteren en veel therapie nodig heeft. Hopelijk voorkómen we het zo.
Naar bijeenkomst voor ouderen in het Stottercafé
Ik had al eerder gehoord over het Stottercafé. Wat moet ik me daar nu bij voorstellen? Die avond hielden ze een informatieavond over jonge kinderen die stotteren en wat ouders daar aan kunnen doen. Wel eng hoor om daarheen te gaan. Het leek me meteen zo definitief: ‘mijn kind stottert’. Wie zou ik daar tegenkomen? En eh….zou het een erg treurig gezelschap zijn? Wat bleek? Het was een informatieve avond in een heel prettige sfeer. Natuurlijk moest ik wennen aan al die mensen die stotterden…tegelijk heb ik ook veel gehoord over hun ervaringen. Heel boeiend en ook heel schrijnend soms. Ik weet in ieder geval één ding heel zeker: ik ga iemand zoeken die mij kan helpen met mijn zoontje. Wachten is geen goede raadgever. Dat is me wel duidelijk geworden. Prachtig dat deze avonden bestaan.
Therapie
Terwijl een belangrijk gedeelte van de kinderen die stotteren (KDS) spontaan herstelt, is inmiddels duidelijk geworden dat in die gevallen waar het stotteren 6-9 maanden na het ontstaan nog steeds even sterk aanwezig is als direct na het ontstaan, het starten van behandeling de ontwikkeling van ernstige problematiek kan voorkomen.
Therapie op kinderleeftijd kan zeer succesvol zijn en tot totaal herstel leiden, maar op volwassen leeftijd is volledig herstel van vloeiende spraak (zonder dat de spreker deze bewust aanstuurt) eerder een uitzondering. Echter, ook op volwassen leeftijd kan therapie de last die men in het dagelijks leven van stotteren heeft, sterk helpen te verminderen . zie https://www.stotteren.nl/vind-een-therapeut.html .
Bij stottertherapieën voor (jong)volwassen PDS is een goede diagnose essentieel om de meest passende therapie te kiezen. Deze therapie dient zowel psychologische als ook meer technische aspecten te bevatten. De technische aspecten zijn grotendeels in twee typen in te delen: stuttering modification en fluency shaping therapieën. Bij stuttering modification leert een PDS ‘vloeiend’, makkelijk te stotteren, terwijl bij fluency shaping gestreefd wordt naar een meer vloeiende, lopende spraak. Deze verschillende aspecten worden in moderne therapieën overigens met elkaar verweven aangeboden, en er wordt altijd gewerkt aan het verborgen stotteren.
Psychologische aspecten van therapie hebben betrekking op durven zeggen wat men wil zeggen, met zelfvertrouwen en op het richten van de aandacht op gedachten die helpen het doel van de spreker te bereiken.
Mensen die stotteren
Bekende mensen die stotteren
Aristoteles (Griekse filosoof) | Harvey Keitel (Amerikaanse acteur) |
Arno (Belgische zanger) | Marilyn Monroe (Amerikaanse actrice) |
Rowan Atkinson (Britse acteur) | Mozes (profeet uit de Bijbel) |
Frans Bauer (Nederlandse zanger) | Isaac Newton (Britse wetenschapper) |
Lewis Carroll (Britse schrijver, Alice in Wonderland) | Ozzy Osbourne (Britse rockzanger) |
Winston Churchill (Britse premier) | Michael Palin (Britse acteur, komiek en wereldreiziger) |
Claudius I (Romeinse keizer) | Bart Peeters (Belgische presentator) |
Charles Darwin (Britse bioloog) | Elvis Presley (Amerikaanse zanger) |
Demosthenes (Griekse redenaar) | Somerset Maugham (Britse auteur) |
Herman Finkers (Nederlandse cabaretier) | Lodewijk de Stamelaar (Frankische koning) |
Gareth Gates (Britse zanger) | Steve Stevaert (Belgische politicus) |
Hugh Grant (Britse acteur) | Notker de Stotteraar (Frankische monnik en schrijver) |
Koning George VI van het Verenigd Koninkrijk | Luckas Vander Taelen (Belgische zanger, filmmaker en politicus) |
Sanne Hans (Miss Montreal, Nederlandse zangeres) | Johan Verhoek (Nederlands crimineel; zijn bijnaam is De Hakkelaar) |
Toon Hermans (Nederlandse cabaretier) | Maarten van der Weijden (Nederlandse zwemmer) |
Samuel L. Jackson (Amerikaanse acteur) | Erben Wennemars (Nederlandse schaatser) |
Rick James (Amerikaanse popzanger) | Bruce Willis (Amerikaanse acteur) |
Scatman John (Amerikaanse popzanger) | Jim Kerr (Schotse zanger) |
James Earl Jones (Amerikaanse acteur) | Douwe Bob Posthuma (Winnaar 'De beste singer-songwriter van Nederland') |
Fictieve figuren die stotteren
Porky Pig |
De Schele, een pop uit het Antwerpse poppentheater Poesje |
Professor Barabas in Het eiland Amoras. In zijn debuutalbum stotterde professor Barabas nog, maar omdat Willy Vandersteen klachten ontving van ouders dat hun kinderen Barabas' gestotter begonnen te imiteren verdween deze karaktertrek bij Barabas. |
Jimmy Volmer in South Park |
Bange Smurf in De Smurfen |
Ken Pile, Michael Palin's personage in A Fish Called Wanda (1988) |
Eric Idle speelt een stotteraar in de film Monty Python's Life of Brian (1979). |
De Vlaamse komiek Jacques Vermeire speelde een stotteraar. Het werd één van zijn bekendste sketches. |
Billy Bibbit, personage uit het ook verfilmde boek One Flew Over the Cuckoo's Nest |
Adviezen voor de luisteraar
Er zijn mensen die het lastig vinden te luisteren naar iemand die stottert. Dat is jammer. Een PDS verschilt niet wezenlijk van iemand die niet stottert qua intelligentie, persoonlijkheid, ‘zenuwachtigheid’ of maatschappelijke positie. Over het algemeen geldt daarom dat het gedrag en de reacties van de luisteraar het best hetzelfde kunnen zijn als wanneer hij luistert en reageert op iemand die niet stottert. Let vooral op wat er gezegd wordt, en niet zo op hoe het gezegd wordt.
Maak als het kan een opmerking over het stotteren, wanneer stotteren een taboe is, is spontaan reageren daarop ook moeilijker. Volgt iemand therapie? Vraag hem er eens naar. Misschien heeft de PDS zelf adviezen voor de persoon die luistert. De PDS doet eigenlijk al enorm zijn best om niet te veel te stotteren, regelmatig op het krampachtige af. Hem adviezen geven als: doe maar rustig, haal eens adem, hem aanvullen, hem niet aankijken, hebben daarom weinig zin, iemand kan niet méér dan zijn best doen. Bedenk dat achter de uiterlijk waarneembare stottergedragingen (vgl. ijsberg, boven water) vaak onzichtbare gedachten en gevoelens schuilen (onder water). Als iemand niet hoorbaar stottert is het stotteren nog niet weg!
Stotteren wisselt naar gelang het onderwerp van gesprek, kenmerken van de luisteraar, aantal personen en dergelijke. Het is een misvatting dat stotteren (doordat het bij de betrokkene niet altijd in dezelfde mate aanwezig is) makkelijk te verhelpen zou zijn.
Het helpt de PDS wanneer de luisteraar zelf rustig de tijd neemt, hem aankijkt, aandacht heeft voor hetgeen er gezegd wordt en niet alleen luistert naar het stotterend spreken zelf.
Het is normaal wanneer een luisteraar zelf wat lichamelijke spanning ervaart bij het luisteren naar een PDS. Dat hoort erbij, besteed er niet te veel aandacht aan. Luisteren naar stotteren went, deze bijkomende spanning gaat vanzelf voorbij.