Heb jij vragen over stotteren?
Kijk dan of jouw vraag tussen ons meeste gestelde vragen staat.
Staat jouw vraag er niet tussen? Stuur dan hieronder jouw vraag door naar ons!
Wat is stotteren?
Stotteren is een vorm van onvloeiend spreken: een verzameling van hoorbare, soms zichtbare en vaak ook verborgen symptomen, die per situatie kunnen verschillen.
Mensen die stotteren vormen geen homogene groep. Ieder heeft zijn eigen specifieke verzameling symptomen, die niet onder alle omstandigheden gelijk zijn.
Stottersymptomen kunnen zijn:
- Hoorbare symptomen: herhalingen (van een klank of klankgroep), klankverlengingen en blokkades. Deze zijn te onderscheiden van 'normale' niet-vloeiendheden zoals ontspannen woord- of zinsdeelherhalingen, tussenvoegingen (zoals ‘eh’) en ontspannen pauzes.
- Zichtbare symptomen: overmatige spanning en/of meebewegingen in het gezicht, romp of ledematen.
- Verborgen symptomen: spreekangst, stotterangst, vermijden van woorden, vermijden van spreeksituaties, minderwaardig voelen, schaamte, depressies. Vooral de verborgen symptomen kunnen leiden tot psychosociale problematiek, leerproblemen of minder presteren.
Wat is de oorzaak van stotteren?
Er is niet één specifieke oorzaak te noemen. Verschillende wetenschappelijke onderzoeken leggen de nadruk op verschillende aspecten van het spraakproces. Spreken is een ingewikkeld proces. Voordat en terwijl er gesproken wordt, gebeurt er veel in de hersenen. Eerst moet de spreker een globaal idee hebben van welke boodschap hij over wil brengen. Dan zoekt hij de juiste woorden en analyseert welke klanken daarbij nodig zijn. Daarna worden de vele spieren aan het werk gezet. Daarbij vindt voortdurende terugkoppeling plaats: klopt het plan? Wordt de juiste klank geproduceerd? Ook wordt rekening gehouden met de luisteraar en de context.
Bij iedereen treden wel eens foutjes op in dit proces, maar bij iemand die stottert is er sprake van een in aanleg zwakker spraaksysteem. Als dit samengaat met uitlokkers zoals verhoogde spanning of snelheid, ontstaat stotteren.
Er is altijd een aanlegfactor, die niet erfelijk hoeft te zijn. Er is meer kans op de ontwikkeling van stotteren als stotteren in de familie voorkomt.
Word je met stotteren geboren?
Mensen die chronisch stotteren, zijn geboren met aanleg hiervoor. Of iemand echt gaat stotteren wordt vervolgens ook bepaald door (een combinatie van) uitlokkers als spanning, snelheid en belemmeringen (zoals bijvoorbeeld moeite met taal of spraak in het algemeen). Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als een kind van 6 à 7 jaar nog stottert, de kans snel kleiner wordt dat het er nog helemaal vanaf komt.
Zie ook het artikel Stotteren: van genetica naar neurologie.
Kan stotteren overgaan?
De prevalentie van stotteren, het totaal aantal personen dat stottert op een specifiek moment, wordt geschat op 0,7-1% van de wereldbevolking. Omdat stotteren vaak herstelt bij kinderen onder de zes jaar, is de prevalentie in deze jonge bevolkingsgroep groter dan bij een oudere populatie. De incidentie voor stotteren, het percentage van de bevolking dat ooit heeft gestotterd, wordt geschat op 5 tot 17%.
Starten met de behandeling van jonge stotterende kinderen vóórdat het stotteren vijftien maanden aanwezig is, en therapie tijdens de peuter- of kleuterleeftijd (vóór de start van groep drie) lijkt betere kansen op herstel te geven dan wanneer de therapie later wordt gestart. Ook is de kans op terugval kleiner als kinderen voor groep drie zijn behandeld, dan wanneer de therapie start als ze al zeven jaar of ouder zijn.
Bron: Richtlijn stotteren bij kinderen, adolescenten en volwassenen 2020
Is stotteren erfelijk?
Tweelingstudies en familiestudies geven duidelijke aanwijzingen voor het bestaan van een sterke genetische factor bij het ontstaan van stotteren. Er is berekend dat stotteren voor circa 80% te verklaren is vanuit de genetische achtergrond.
Ook wat betreft de kans op spontaan herstel van stotteren speelt de familiegeschiedenis een rol: Als er blijvend stotteren voorkomt in de familie, dan is de kans dat het kind, zonder behandeling, ook blijft stotteren 65%. Als er familieleden zijn waarbij de vloeiende spraak zich heeft hersteld, is de kans op spontaan herstel bij dit kind ook 65%. (Bron: Richtlijn ‘Stotteren bij kinderen, adolescenten en volwassenen’ 2020)
Wat zijn normale- wat abnormale onvloeiendheden?
Normale onvloeiendheden:
Oneffenheden die elke spreker heeft, zoals:
-het herhalen van een heel woord of zinsdeel: ‘En en toen ben ik…’, ‘Maar als je dan, maar als je dan…’
-het onderbreking of wijzigen van de zin: ‘Ik wil graag – als het kan zou ik graag…’
-stopwoordjes: ‘weet je wel’, ‘ehh’
Stotter-onvloeiendheden:
Onvloeiendheden, zoals: -het herhalen van een klank of klankgroep: ’I-i-i-ik’, ‘Ma-ma-maar’
-het verlengen van een klank: ‘Iiiik’, ‘Mmmmaar’
-blokkades (vastzitten voor of op de klank)
Stotter-onvloeiendheden gaan al dan niet gepaard met overmatige spierspanning en vaak beïnvloeden ze het ritme van de spraak.
Mijn kind wordt tweetalig opgevoed. Is dit van invloed op zijn stotteren?
Voor zover bekend is tweetaligheid geen oorzaak van stotteren. Echter, wanneer uw tweetalige kind gaat stotteren, is het raadzaam om na te gaan wanneer welke taal gesproken wordt en of de mix van talen misschien extra druk op de communicatie legt voor uw kind. Soms kan het meer scheiden van de talen zorgen voor meer rust en duidelijkheid. Bijvoorbeeld binnenshuis spreekt vader steeds Turks en moeder steeds Spaans tegen het kind en buitenshuis spreken ze Nederlands.
Op zichzelf is het geen probleem om op te groeien met meer dan één taal. Ongeveer 80% van de wereldbevolking is meertalig! Het kan juist een voordeel zijn voor kinderen als zij jong meer dan één taal leren spreken. Er zijn sterke aanwijzingen dat sommige aspecten van de ontwikkeling er zelfs door worden bevorderd. Tweetalige kinderen worden zich bijvoorbeeld eerder bewust van taalverschijnselen, door het wisselen van taal. Zij kunnen al heel vroeg bewust met taal en taalverschillen omgaan.
De voordelen van het opgroeien met verschillende talen zijn over het algemeen het grootst als de omstandigheden gunstig zijn. Als bijvoorbeeld de verschillende talen correct worden aangeboden, als het kind goed hoort en verder geen ontwikkelingsproblemen of handicaps heeft en als de omgeving veilig en stimulerend voor de ontwikkeling is. Tweetaligheid kan een complicerende factor worden als deze gunstige condities ontbreken.
Het tegelijkertijd leren van verschillende talen kan lastig zijn voor een opgroeiend kind als de gezinsleden steeds Nederlands en een andere taal door elkaar spreken. De best mogelijke oplossing is om dan te zorgen voor enige regelmaat: de ene taal wordt op die momenten gesproken en de andere taal op de andere momenten. Of de ene persoon spreekt altijd Nederlands tegen het kind en de ander altijd de andere taal.
Wat is broddelen?
Bij broddelen is er sprake van snel en onverstaanbaar spreken. De planning van de spraak- en taalactiviteiten in de hersenen is verstoord. Deze verstoring treedt op als de persoon te snel spreekt, een belangrijk kenmerk van broddelen. De broddelende spreker heeft dit op het moment dat hij zijn woorden uitspreekt meestal niet door. Broddelen en stotteren komen in de praktijk vaak in mengvorm voor; vaker dan zuiver broddelen of zuiver stotteren.
Zie ook https://www.stotteren.nl/jongeren/845-over-broddelen-2.html of de website https://toofastforwords.com/nl/.
Wordt stottertherapie vergoed door de zorgverzekeraars?
Als de stottertherapie wordt aangeboden door een logopedist-stottertherapeut (reguliere therapie), wordt het als logopedie vergoed vanuit het basispakket. Als de therapeut geen contract heeft getekend met uw verzekeraar, worden de kosten ook vergoed, maar mogelijk niet volledig. Dit hangt van de polis van uw basisverzekering af (natura of restitutie). Ook behandeling door logopedisten die niet de specialisatie-opleiding tot stottertherapeut hebben gedaan wordt vanuit het basispakket vergoed.
Stotterprogramma’s bij niet-reguliere instellingen worden soms vergoed vanuit de aanvullende verzekering.