Demosthenes

Demosthenes

alles voor en over personen die stotteren

Ga naar de website

NVST

NVST

alles voor en over stottertherapeuten

Ga naar de website

ik stotter gewoon

Om te kunnen spreken heb je spieren, zenuwen en hersenen nodig.Wanneer je iets wilt zeggen, maak je eerst een idee in je hersenen. Je hersenen zetten dit om in woorden en daarna in klanken. Vervolgens wordt er vanuit de hersenen, via de zenuwbanen, een seintje gegeven aan de spieren. De zenuwen zorgen ervoor dat de spieren de juiste klanken maken. Er zijn meer dan 100 spieren nodig om te zorgen dat je goed kunt spreken. Soms gaat er iets mis in de samenwerking tussen de hersenen, spieren en zenuwen. Dan wordt er bijvoorbeeld te traag gereageerd door de zenuwen op seintjes vanuit de hersenen. Dan zitten de woorden en klanken wel in je hoofd, maar het lukt niet om deze soepel uit te spreken. Je stottert. 

Stotteren ontstaat doordat er iets mis gaat met de aansturing (vanuit de hersenen) van de zenuwen en de spieren die te maken hebben met spraak- en taalprocessen.

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van stotteren. Inmiddels gaat men ervan uit dat iemand die stottert hier aanleg voor heeft. Aanleg ergens voor hebben betekent dat je er gevoeliger voor bent om het te krijgen. Dit houdt in dat iemand die stottert waarschijnlijk een stottergen heeft (een gen is een stukje erfelijk materiaal, verstopt in je lichaamscellen).  Ook als verder niemand in je familie stottert, kun je aanleg voor stotteren hebben.  85% Van de mensen die stottert, heeft iemand in de familie die ook stottert of dit heeft gedaan.

Stotteren kan dus erfelijk zijn. In veel gevallen komt stotteren in de familie voor. Als één van je ouders stottert, heb je een grotere kans om te gaan stotteren. Veel stotterende kinderen hebben  een vader of moeder die ook stottert of gestotterd heeft.

Als je aanleg voor stotteren hebt, dus wanneer je meer moeite hebt met het op het juiste moment aansturen (timen) van je zenuwen en spieren voor spraak en taal, is het nog niet zeker dat je gaat stotteren.  Wanneer je lekker in je vel zit, heb je waarschijnlijk nog genoeg energie om je zwakke aanleg voor timen op te kunnen vangen. Pas als er dingen gebeuren die ervoor zorgen dat het timen je nog meer energie kost, ga je stotteren. Bijvoorbeeld als je spannende dingen (leuke of minder leuke) in het vooruitzicht hebt of als je moe of ziek bent of te snel wilt spreken. Dit kost allemaal extra energie, waardoor je timing voor het spreken in de war kan raken.

Je blijft hangen in woorden of gaat woorden verlengen. Wanneer je merkt dat het praten moeilijker gaat, kan dit spanning opleveren. Je denkt bijvoorbeeld: ‘ik wil niet stotteren’, maar juist het feit dat je zo krampachtig bezig bent om vloeiend te spreken, zorgt ervoor dat je stotterend spreken alleen maar toeneemt.

Elke persoon stottert op zijn eigen manier.  
De verschillende soorten stotters zijn:
- Herhalingen (losse stotters, dit kan op een klank, deel van een woord of een heel woord)
- Verlengingen (lange stotters)
- Blokkades (vaste stotters)
- Vermijding (‘stille’ stotters, niet praten of andere woorden kiezen)

Stotteren kan heel lastig zijn en er kunnen veel emoties meespelen zoals angst, boosheid of verdriet. Stottertherapie helpt om gemakkelijker te praten en soms kan het stotteren helemaal verdwijnen.

Aanmelden nieuwsbrief

Sponsors en partners

DTFonds
DTFonds
Cultuur Fonds
Demosthenes
NVST
InternetDiensten Nederland