Kan stotteren overgaan?
De prevalentie van stotteren, het totaal aantal personen dat stottert op een specifiek moment, wordt geschat op 0,7-1% van de wereldbevolking. Omdat stotteren vaak herstelt bij kinderen onder de zes jaar, is de prevalentie in deze jonge bevolkingsgroep groter dan bij een oudere populatie. De incidentie voor stotteren, het percentage van de bevolking dat ooit heeft gestotterd, wordt geschat op 5 tot 17%.
Starten met de behandeling van jonge stotterende kinderen vóórdat het stotteren vijftien maanden aanwezig is, en therapie tijdens de peuter- of kleuterleeftijd (vóór de start van groep drie) lijkt betere kansen op herstel te geven dan wanneer de therapie later wordt gestart. Ook is de kans op terugval kleiner als kinderen voor groep drie zijn behandeld, dan wanneer de therapie start als ze al zeven jaar of ouder zijn.
Bron: Richtlijn stotteren bij kinderen, adolescenten en volwassenen 2020
Mijn kind wordt tweetalig opgevoed. Is dit van invloed op zijn stotteren?
Voor zover bekend is tweetaligheid geen oorzaak van stotteren. Echter, wanneer uw tweetalige kind gaat stotteren, is het raadzaam om na te gaan wanneer welke taal gesproken wordt en of de mix van talen misschien extra druk op de communicatie legt voor uw kind. Soms kan het meer scheiden van de talen zorgen voor meer rust en duidelijkheid. Bijvoorbeeld binnenshuis spreekt vader steeds Turks en moeder steeds Spaans tegen het kind en buitenshuis spreken ze Nederlands.
Op zichzelf is het geen probleem om op te groeien met meer dan één taal. Ongeveer 80% van de wereldbevolking is meertalig! Het kan juist een voordeel zijn voor kinderen als zij jong meer dan één taal leren spreken. Er zijn sterke aanwijzingen dat sommige aspecten van de ontwikkeling er zelfs door worden bevorderd. Tweetalige kinderen worden zich bijvoorbeeld eerder bewust van taalverschijnselen, door het wisselen van taal. Zij kunnen al heel vroeg bewust met taal en taalverschillen omgaan.
De voordelen van het opgroeien met verschillende talen zijn over het algemeen het grootst als de omstandigheden gunstig zijn. Als bijvoorbeeld de verschillende talen correct worden aangeboden, als het kind goed hoort en verder geen ontwikkelingsproblemen of handicaps heeft en als de omgeving veilig en stimulerend voor de ontwikkeling is. Tweetaligheid kan een complicerende factor worden als deze gunstige condities ontbreken.
Het tegelijkertijd leren van verschillende talen kan lastig zijn voor een opgroeiend kind als de gezinsleden steeds Nederlands en een andere taal door elkaar spreken. De best mogelijke oplossing is om dan te zorgen voor enige regelmaat: de ene taal wordt op die momenten gesproken en de andere taal op de andere momenten. Of de ene persoon spreekt altijd Nederlands tegen het kind en de ander altijd de andere taal.
Wat zijn normale- wat abnormale onvloeiendheden?
Normale onvloeiendheden:
Oneffenheden die elke spreker heeft, zoals:
-het herhalen van een heel woord of zinsdeel: ‘En en toen ben ik…’, ‘Maar als je dan, maar als je dan…’
-het onderbreking of wijzigen van de zin: ‘Ik wil graag – als het kan zou ik graag…’
-stopwoordjes: ‘weet je wel’, ‘ehh’
Stotter-onvloeiendheden:
Onvloeiendheden, zoals: -het herhalen van een klank of klankgroep: ’I-i-i-ik’, ‘Ma-ma-maar’
-het verlengen van een klank: ‘Iiiik’, ‘Mmmmaar’
-blokkades (vastzitten voor of op de klank)
Stotter-onvloeiendheden gaan al dan niet gepaard met overmatige spierspanning en vaak beïnvloeden ze het ritme van de spraak.