Demosthenes

Demosthenes

alles voor en over personen die stotteren

Ga naar de website

NVST

NVST

alles voor en over stottertherapeuten

Ga naar de website

Bij mensen met broddelen lopen de taalformuleringsprocessen niet synchroon met de taalproductie. De zin of de woordstructuur is niet volledig gepland of voltooid binnen de beschikbare tijd die ervoor genomen wordt. Het gaat te snel. Er gaat zoveel aandacht naar het formuleren dat er geen aandacht is voor bijvoorbeeld het monitoren van fouten/snelheid en articulatie. Je bent hierdoor minder alert op fouten en herstelt ze ook niet spontaan.

Er is niet één specifieke oorzaak te noemen. Verschillende wetenschappelijke onderzoeken leggen de nadruk op verschillende aspecten van het spraakproces. Spreken is een ingewikkeld proces. Voordat en terwijl er gesproken wordt, gebeurt er veel in de hersenen. Eerst moet de spreker een globaal idee hebben van welke boodschap hij over wil brengen. Dan zoekt hij de juiste woorden en analyseert welke klanken daarbij nodig zijn. Daarna worden de vele spieren aan het werk gezet. Daarbij vindt voortdurende terugkoppeling plaats: klopt het plan? Wordt de juiste klank geproduceerd? Ook wordt rekening gehouden met de luisteraar en de context.
Bij iedereen treden wel eens foutjes op in dit proces, maar bij iemand die stottert is er sprake van een in aanleg zwakker spraaksysteem. Als dit samengaat met uitlokkers zoals verhoogde spanning of snelheid, ontstaat stotteren.
Er is altijd een aanlegfactor, die niet erfelijk hoeft te zijn. Er is meer kans op de ontwikkeling van stotteren als stotteren in de familie voorkomt.

Bij kleine kinderen gaat het vaak weer over. Niet bij iedereen, want anders zouden er geen volwassenen zijn die stotteren. Door therapie kun je het vaak wel heel goed leren controleren via een spreektechniek. Dan heb je ook weinig last van je stotteren. Soms leer je juist bij therapie om je stotteren meer te laten horen, doordat je dan minder zenuwachtig bent, wordt het stotteren losser en minder.

Je hebt meer dan 100 spieren nodig om te praten. Ook heb je gedachten nodig en adem. Als dit allemaal niet precies gelijk gaat kun je gaan stotteren. Je kunt aanleg hebben voor stotteren. Het zit dan in je genen, net zoals aanleg voor bruine of blauwe ogen. Of je gaat stotteren en hoe, dat hangt van veel andere dingen af. Hoe je karakter is, hoe snel je praat, hoe je omgeving praat, of je goed bent in taal of juist niet en of je sterke of wat slappere spreekspieren hebt.

Veelgestelde vragen ouders

Veelgestelde vragen jongeren

Veelgestelde vragen volwassenen

Veelgestelde vragen kinderen

Aanmelden nieuwsbrief

Sponsors en partners

DTFonds
DTFonds
Cultuur Fonds
Demosthenes
NVST
InternetDiensten Nederland