Perfect
Ik hoor in de trein een man tegen een vrouw praten, die tegenover hem zit. De man vertelt trots over zijn pasgeboren kleinzoon. ‘Het is zo’n lief kereltje, hij slaapt ’s nachts al bijna door…’ Hij vertelt ook trots over zijn dochter en schoonzoon, de ouders van de baby. ‘Ze doen het zo goed… Ik had het helemaal niet verwacht, ze is zelf nog zo’n kind. Maar ze doen het perfect hoor, echt perfect!’ en hij maakt het gebaar van ‘om door een ringetje te halen’ erbij.
Gewonnen!
Laatst las ik over een bijzonder spel, simpelweg ‘het spel’ genoemd. Als je dit spel speelt, heb je het meteen verloren. Je wint ‘het spel’ namelijk zolang je er niet aan denkt. Zodra iemand je erover vertelt, heb je verloren. Er wordt verder niet bij verteld of je ook meerdere spelletjes kunt spelen en wanneer die dan starten (zodra je er niet meer aan denkt?). De ultieme winnaar zal er nooit iets over horen, ik zal nog vele malen verliezen. En tja, het spijt me, jullie hebben allemaal verloren.
Zo kan stotteren ook voelen.
'Zeg maar'
In april 2009 verscheen het boek ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ van Paulien Cornelisse. In dit boek beschrijft ze moderniteiten in de taal. ‘Zeg maar’ is zo’n moderniteit. Ze schat dat het door tachtig procent van de bevolking eens per drie zinnen gebruikt wordt. Vermijdingsgedrag van de stotterende mens is ook aan mode onderhevig, want ik merk in de praktijk dat ‘zeg maar’ inmiddels vaak wordt gebruikt om een woord waarop misschien gestotterd gaat worden te vermijden of uit te stellen. Eigenlijk bijzonder omdat de stotteraar dat bewuste woord juist niet zegt, dus er is absoluut geen sprake van ‘zeg maar’. Misschien is het gebruik van ‘zeg maar’ een onbewuste wens die geuit wordt: ‘ik wil het zeggen’!